Uitvoerbaarheid nettopensioenregelingen bij pensioenfondsen

Tijdens het Algemeen Overleg Pensioenonderwerpen is aandacht besteed aan de problematiek omtrent de uitvoerbaarheid van nettopensioenregelingen bij pensioenfondsen. Sinds 1 januari 2015 is het niet langer mogelijk om pensioen op te bouwen in de (bruto) basispensioenregeling voor het deel van het pensioengevend salaris dat uitgaat boven een grens van € 100.000,- (geïndexeerd). Daarvoor in de plaats is de mogelijkheid geïntroduceerd om een oudedagsvoorziening op te bouwen via een nettolijfrente of nettopensioen.

Ook pensioenfondsen mogen deze nettopensioenregelingen uitvoeren. Het vermogen uit de bruto basisregeling en de nettoregeling vormen één financieel geheel. Hierbij is het van belang dat wordt voorkomen dat de ingebrachte brutopremies de onbelaste uitkeringen van de nettoregeling subsidiëren (“fiscale hygiëne”). Om deze fiscale hygiëne te waarborgen, zijn complexe regels van toepassing.

In de praktijk leidt dit tot problemen rond de uitvoerbaarheid van nettopensioenregelingen door pensioenfondsen. Staatssecretaris Klijnsma gaat hier in haar brief van 13 juni 2017 nader op in. Doordat deelnemers aan de nettopensioenregeling bij pensioenfondsen verplicht zijn om het nettopensioen in te kopen in de basisregeling van het pensioenfonds tegen de risicovrije rente, moet hierbij een opslag worden betaald ten behoeve van het vereist eigen vermogen, ongeacht de feitelijke vermogenspositie van het fonds. Staatssecretaris Klijnsma wijst erop dat dit als onwenselijk gevolg heeft dat de deelnemer hierdoor in voorkomende gevallen meebetaalt voor een mate van zekerheid die hij op dit moment, gegeven de huidige stand van de dekkingsgraden, feitelijk niet krijgt. Klijnsma draagt vervolgens een oplossingsrichting aan, namelijk aanpassen van het inkooptarief voor nettopensioen en introduceren van een wettelijke keuzemogelijkheid voor een andere aanbieder in de uitkeringsfase (‘shoprecht’).

In het voorstel van de staatssecretaris worden inkooptarieven dekkingsgraadafhankelijk, met daarbij drie aanvullende voorwaarden:
1) er wordt een ondergrens van het minimaal vereist eigen vermogen (104,3%) gehanteerd,
2) er wordt geen bovengrens gehanteerd (inkooptarief is afhankelijk van dekkingsgraad) en
3) het procentuele inkooptarief voor nettopensioen moet minimaal gelijk zijn aan de feitelijke premie in de basispensioenregeling, uitgedrukt als percentage van de daarmee ingekochte jaarlijkse pensioenaanspraken.

Deze voorwaarden moeten waarborgen dat deelnemers aan een nettopensioenregeling bijdragen aan het herstel van de dekkingsgraad van een fonds tot in ieder geval het minimaal vereist eigen vermogen. Tevens wordt geborgd dat vanuit de basispensioenregeling niet meer wordt bijgedragen aan het herstel van de dekkingsgraad dan vanuit de nettopensioenregeling bij inkoop.

Daarnaast wordt voorgesteld om het shoprecht ook mogelijk te maken voor nettopensioenen bij pensioenfondsen. Dit maakt het mogelijk om met het opgebouwde nettopensioenkapitaal bij een andere uitvoerder een levenslang pensioen in te kopen.
Het streven is om bovengenoemde maatregelen per 1 januari 2018 van kracht te laten worden. In afstemming met het pensioenveld zal worden onderzocht of en in hoeverre het mogelijk is om de huidige deelnemers die met deze problematiek geconfronteerd worden tegemoet te komen.

Meer actualiteiten

Altijd op de hoogte

De ontwikkelingen in ons vakgebied staan nooit stil. Wij vinden het bijzonder belangrijk om zowel op de hoogte te zijn van deze ontwikkelingen, als deze kennis te delen en te onderbouwen. Hieronder vindt u verschillende artikelen, publicaties en uitspraken rondom pensioenrecht en aanverwante rechtsgebieden.

Meer nieuws
Tags: